Welke vogels lusten wat?
Heb je jezelf al eens afgevraagd waarom je nou net die bepaalde vogel aan je voederplaats ziet? Dit kan om diverse redenen zijn, maar welke vogels komen eten hangt eerst en vooral af van de soorten die in jouw buurt broeden of overwinteren. De meeste vogels blijven tijdens deze periodes liever op één vaste plaats, in een gebied waar ze alles hebben om te overleven. Maar ook wat er op deze voederplaats komt te liggen en waar ze zich juist bevindt, kan een invloed hebben op de soorten die een graantje komen meepikken.
We kunnen de tuinvogels opdelen in vijf verschillende groepen met elk hun eigen eetgewoontes. Wat ze oorspronkelijk in het wild eten en waar ze dit voedsel vinden, heeft ervoor gezorgd dat hun snavel hier naar gevormd is en ze zich meestal binnen deze jachtzones houden.
Mussen, vinken en groenlingen
De eerste groep bestaat uit mussen (huismus, ringmus), vinken (distelvink, vink, keep, sijs) en de groenling. Deze groep vogels hebben een korte maar stevige kegelvormige snavel waarmee ze zaden en pitten kraken. Zij fladderen graag doorheen de tuin en de plaats waar het voedsel ligt, maakt hen dan ook niet veel uit. Je zal ze dus zeker zien wanneer je eten legt op de voedertafel, op de grond of aan een struik.
Wat kan je bijvoederen?
Bruin brood, zaden, zonnebloempitten, pindablokken, pinda's en soms ook etensresten.
Specht, boomklever en boomkruiper
Spechten, boomkruipers en boomklevers hebben een opvallend lange maar dunne snavel waarmee ze insecten uit de bast van bomen halen. Het zal je dan ook niet verbazen dat deze vogels het niet zo hebben voor open plaatsen en dus liever rustig eten op een veilig plaatsje in een boomstam.
Wat kan je bijvoederen?
Voorzie in een boom of aan de stam voedsel zoals pindanoten, vetbollen, zonnebloempitten of vetcake.
Merel, zanglijster, spreeuw, koperwiek, kramsvogel
Deze vogels halen met hun lange en spitse snavel liever insecten uit de grond. We vinden ze steeds terug op de grond, opzoek tussen het gras en de bladeren naar wormen en slakken. De zanglijster is een meester in het breken van slakkenhuizen. Met een stevige nekzwaai, mept hij de slakken stuk tegen een (vaak dezelfde) steen waarrond je dan vele restanten van slakkenhuisjes vindt. De merel is hier niet zo goed in en steelt al graag een slak van de zanglijster. Later in het najaar schakelt deze vogelgroep over naar het eten van bessen en vruchten.
Wat kan je bijvoederen?
Een sneeuwvrije plaats op de grond met beschutting vlakbij is de ideale voederplaats voor deze vogels. Alle soorten bessen, gewelde krenten en rozijnen of fruit zullen ze graag op afkomen. Ook broodkruimels kan je op deze voederplaats voorzien.
Winterkoning, heggenmus en roodborst
Deze kleine vogeltjes kan je vaak spotten in en rond heggen. Zij houden het liever veilig en zoeken hun eten in de buurt van het struikgewas. Ze eten voornamelijk insecten, larven en spinnen die op de bladeren en takken zitten of langs de grond lopen. In het najaar schakelen ze over op kleine zaadjes, voedselresten of vruchten.
Wat kan je bijvoederen?
Voorzie op de grond langs heggen voer zoals meelwormen, broodkruimels, ongekookte haver, bessen, maden en larven.
Koolmees, pimpelmees, kuifmees, zwarte mees en staartmees
Als laatste groep zijn er de mezen die graag rond fladderen om insecten te zoeken, zoals spinnen, rupsen en larven. Buiten het broedseizoen verandert hun eetpatroon naar zaden, vruchten en vet. De voederplaats in de winter maakt hen dan ook niet zo veel uit. Zowel op de voedertafel als in de struiken zal je hen kunnen spotten.
Wat kan je bijvoederen?
Vetbollen, pindanoten, halve kokosnoten, vogelzaad, zonnebloempitten en vetblokken of pindakaaslekkernijen.