Soorten uilen spotten en herkennen
Uilen zijn heel herkenbare dieren. Hun afgeplatte gezicht met de grote ogen maakt van deze dieren mooie en statige wezens. Een van de meest typerende kenmerken is dat ze de kop rond kunnen draaien. Dat is nodig willen ze in verschillende richtingen kunnen kijken, want enkel zo kunnen ze in alle richtingen kijken. Dit in tegenstelling tot vele andere dieren waar er ogen zitten aan beide kanten van de kop om een breed gezichtsveld te hebben.
Uilen leven vooral ’s nachts en zijn dan op zoek naar voedsel die ze met hun scherpe en stevige klauwen kunnen oppikken. De slachtoffers (muizen bijvoorbeeld) hebben meestal niet veel kans aangezien uilen zo goed als geruisloos kunnen vliegen. Gedurende de dag houdt de uil zich schuil en “knapt hij een uiltje”.
Het broedseizoen van de uilen loop van eind maart tot in april. Vandaar dat uilenkasten kunnen best vroeg genoeg kunnen opgehangen worden, omdat de uilen al vanaf december op zoek gaan naar geschikte nestplaatsen.
Uilenkasten worden vrij hoog opgehangen (3 tot 6 meter). Doe er wat zaagsel of droge bosgrond in om de nestruimte meer aantrekkelijk te maken voor uilen. Vergeet niet dat uilen erg gevoelig zijn aan bespieden. De uilen bespieden kan dus enkel met behulp van een vogelcamera waarbij je op afstand de uil kan observeren.
Soorten uilen en kenmerken:
Om de in België en Nederland voorkomende soorten te kunnen onderscheiden worden hieronder enkele kenmerken weergegeven:
Kerkuil (Tyto alba)
Deze uil is wellicht de meest gekende en ook mooiste uil in onze regio's. Deze uil meet ongeveer 35 cm en leeft graag in open gebieden rond landelijke dorpen.De kerkuil komt voor in België en Nederland en men schat het aantal broedparen op een kleine 2000 stuks. Dit aantal wordt echter bedreigd door de toename van verkeersdrukte en de verandering van het agrarisch landschap.
Typerend voor de kerkuil is het witte verenkleed met kleine stippeltjes en vlekjes. De bovenkant van de kerkuil kleurt grijsachtig. Hun kop heeft een witte hartvormige vlek rond de ogen.
Velduil (Asio flammeus)
Deze uil is iets groter dan de kerkuil, maar het grote verschil is dat deze uil ook dagactief is. Het zoeken naar de prooi doet de velduil vanuit de lucht, maar het oppeuzelen van de muisjes en andere knaagdieren die hij kan vinden, gebeurt op de grond. Net zoals de kerkuil leeft hij graag in landelijke gebieden, weg van de drukte van de stad en het verkeer.Er zijn helaas maar weinig broedkoppels meer actief in Nederland en België. Hun aantal wordt geschat op 40 paartjes in 2007 in Nederland. Vandaar dat deze uil met recht en rede op de beschermde lijst staat (Nederlandse rode lijst voor inheemse vogels).
Met zijn 1 meter spanwijdte is deze uil een indrukwekkende verschijning tijdens de vlucht. Dit komt dankzij de lange spitse vleugels die hij heeft. Door zijn tekening wordt de velduil soms verward met een buizerd.
Ransuil (Asio otus)
De ransuil is eenvoudig te herkennen door zijn oortjes. Dit zijn echter geen oren, maar wel pluimpjes op zijn kop. De echte oren van uilen zitten lager verscholen in hun kop. Ransuilen zijn echte camouflagekampioenen, ze kunnen met meerderen in een boom zitten. Bovendien rekken ze zich uit zodat ze snel verward worden met een tak van de boom.Het strepenpatroon op hun buik zorgt ook voor een goede camouflage.
Het aantal broedparen in onze gebieden is geschat op ongeveer 5000 stuks. Deze bedraagt echter een schatting, aangezien ze moeilijk te spotten vallen.
Steenuil (Athene noctua)
De steenuil is van tijd tot tijd ook actief gedurende de dag. Dit kleine uiltje (ongeveer 25cm) staat sinds enkele jaren ook op de rode lijst van beschermde vogels. Mede dankzij de strenge winters die de populatie heeft doen dalen.De steenuil is te herkennen aan zijn grijsbruine rug met lichte vlekjes, de buik is vaalwit – eveneens met lichte vlekjes. Bovendien heeft deze uil in een klein staartje.
Knotwilgen, oude schuren of speciaal geplaatste nestkasten worden graag gebruikt als netsplaats. Dit liefst in de buurt waar hij jaagt. Zijn prooien beloeren doet hij vanuit een boom of een hoge paal waar hij maar al te graag zijn klauwen slaat in knaagdieren, reptielen of amfibieën.
Oehoe (Bubo bubo)
De oehoe is een bijzonder grote uil, zeker in vergelijking met de andere in Nederland en België voorkomende uilen. Deze uil wordt een kleine 70 cm en met zijn spanwijdte van 150 tot 170 cm is dit de grootste in onze streken.Zijn naam heeft hij te danken aan de roep die te horen is vanop grote afstand.
Deze uil is gedurende de nacht op zoek naar voedsel. Naast knaagdieren en kleine hagedissen en amfibieën, passeren ook wel eens wat grote dieren zoals patrijzen, duiven, eenden, … op zijn menu.
Oehoe’s kunnen urenlang naar hun prooi zitten kijken en op een onbewaakt moment te worden vastgenomen in hun nekvel. Daarna keren ze terug naar hun “plukplaats” waar ze de vacht van hun prooi ontdoen. Zelfs de stekels van egels worden vakkundig verwijderd.
Bosuil (Strix aluco)
De bosuil is een pak kleiner dan de oehoe, maar wordt toch 38-40 cm groot. Hij is te vinden in en rond bossen en parken en jagen net zoals de meeste uilen gedurende de nacht.Het mooie verenpatroon valt op bij deze bosuil, de vrolijke streepjes en zwarte ogen geven hen een kenmerkend uiterlijk.
Broedplaatsen van bosuilen bevinden zich dan ook nabij bossen (boomholtes), maar ze verkiezen ook nestkasten wanneer mogelijk.