Muurbloemen Aubrieta en Saxifraga
In maart komt de tuin langzaam op gang en gaan de meeste tuinplanten weer groeien. Juist in deze tijd van het jaar zorgen vroegbloeiende tuinplanten als Aubrieta en Saxifraga voor kleur. Door hun compacte en hangende vorm zijn ze bovendien zeer geschikt voor toepassing langs muurtjes of in verhoogde borders. De kleurrijke bloemetjes zijn de echte gangmakers en krijgen de hele tuin aan het swingen. Als Tuinplant van de Maand maart staan Aubrieta en Saxifraga nu volop in de spotlights.
Aubrieta
Aubrieta houdt van een plekje in de volle zon en wordt zo’n tien centimeter hoog. Het muurbloempje is vernoemd naar de Franse schilder Claude Aubriet (1665-1742) die veel tuinschilderijen en botanische tekeningen maakte. De oude volksnaam Blauwkussen dankt de plant aan haar compacte vorm: Aubrieta lijkt op een kussen van blauwe bloemetjes. Het kleurenpalet is tegenwoordig veel rijker: blauw, wit, roze, rood en paars. De bloei begint in maart en duurt tot in mei.
Aubrieta zijn zodevormende planten, bloeien tussen april en mei en worden 10 à 15 cm hoog.
Passen in rotstuintjes, bloembakken en tussen stenen.
Ze verkiezen de volle zon, op een voedzame kalkrijke bodem, niet te nat eerder aan de droge kant.
Nà de bloei terugsnijden dit om herbloei te stimuleren en ook om de plant mooi compact te houden.
Het blad blijft groen in de winter
Saxifraga
Saxifraga heeft witte, rode, roze of paarse bloemen die zich meestal vanaf het vroege voorjaar tot in de zomer laten zien. Er zijn echter ook soorten die pas in de nazomer tot bloei komen. Saxifraga kan zich prima tussen stenen en tegels nestelen waar de plant de bodem snel bedekt. Daardoor krijgt onkruid minder kans. Extra fijn is bovendien dat de plant genoegen neemt met haast elke plek, zowel halfzon als volle zon. De botanische naam Saxifraga is afgeleid van de Latijnse worden saxum en frangere dat ‘in rotsen groeiend’ betekent. De volksnaam Steenbreek kreeg de plant omdat hij vroeger als medicijn tegen nier- en blaasstenen werd gebruikt.
De vaste planten vormen een tapijt van frisgroene blaadjes, de bloemen staan op hoge stelen en bloeien in april/mei.
Ze vormen dichte zoden en als de pollen in het midden lelijk worden moeten ze gescheurd en verplant worden, het lelijk geworden deel mag dan weg. Ze gedijen goed in bosrijke streken, verlangen een voedzame, doorlatende, niet te zware grond