Hagen planten: soorten
Fagus Sylvatica of beuk
Een tuin is van oorsprong een omheind stuk grond. Omheinen kan met muren, schuttingen en hekwerken, maar de mooiste en oudste manier is omheinen met een levende plantenhaag. Dat deden onze voorouders al in de prehistorie. Een veldje werd geruimd (zaaiklaar gemaakt) en in de randen liet men ondoordringbare (vaak stekelige) bomen en heesters dicht op elkaar groeien of men plantte die daar. Rond weiden voor rundvee gebeurde hetzelfde. Het vee kon er niet uit en grotere wilde dieren, zoals wolven en beren, kwamen er niet in. Ongetwijfeld heeft men toen ook genoten van bloeiende hagen en het vele leven (vogels, reptielen, amfibieën en kleine zoogdieren) dat zich in en om een haag vestigde. Al gauw werden hagen ook de apotheek voor hun bezitters, omdat veel haagplanten geneeskrachtige stoffen bevatten en er nog veel meer geneeskrachtige planten tussen en onder opschieten. De boerinnen van vroeger wisten daar alles van. En de vroegere boeren gebruikten takken en stammen uit de hagen als ‘geriefhout’ in hun bedrijf: voor het (in de lange winters) maken van gereedschappen, houtsnijwerk, het opknappen van huis en schuren en uiteraard als brandhout.
Uit de Middeleeuwen is uit sommige streken nog de regel bekend dat de (vaak meidoorn) hagen zo hoog moesten worden gesnoeid dat een man te paard er overheen kon kijken. Zo kon de landeigenaar zien wat zijn ‘horigen’ op de velden uitspookten. Knotbomen ontstonden door snoei (voor een periodieke oogst van stevige takken) boven de vraathoogte van het vee. Hoge hagen dien(d)en als wind- en in sommige streken ook als sneeuwkering. Lage haagjes van Buxus weerden konijnen uit beplante perken (dat wisten de oude Romeinen al). Prachtige, ambachtelijke technieken en speciaal gereedschap (o.a. een hiep, een soort bijltje) werden ontwikkeld om (de hier en daar nog steeds bestaande of nieuw gemaakte) vlechtheggen te maken. Beroemd zijn ook de zogenaamde Zeeuwse hagen met meidoorn, sleedoorn, wilde rozen enz. Een haag kan ‘los’ zijn (breed en versprongen geplant, vaak uitbundig bloeiend) of strak en architectonisch worden geschoren. Aan u de keus!
Carpinus Betulus haagbeuk
Prachtige hagen maken
Dat kan met heel veel goed snoeibare soorten bomen en heesters. We noemen er enkele: haagbeuk (Carpinus betulus) groeit dicht met sterke takken, maar verliest ’s winters zijn beukachtige blad. De beuk (Fagus sylvatica, met groen of rood blad) houdt dat blad prachtig goudbruin verkleurd, de hele winter aan tot het nieuwe blad verschijnt. De veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre) met zijn handvormig gelobde blad is net zoals de vorige soorten ook geschikt voor hoge hagen en doet het goed in de schaduw (prachtige gele herfstkleur!). Buxus is er in veel soorten. Voor lage haagjes zijn cultivars van de soort B. sempervirens en dan vooral ‘ Suffruticosa’ het best geschikt. De venijnboom (Taxus) is een conifeer die zich strak laat snoeien. Er zijn soorten (T. baccata, T. × media) en cultivars voor hoge tot lage taxushagen. Levensbomen (Thuja) zijn prachtige haagconiferen met geschubd blad en verkrijgbaar in tal van loofkleuren: geel, groen, grijs enz. Hemlock- of scheerlingsdennen (Tsuga) zijn minder bekend als haagplant, maar diverse cultivars van deze coniferen met hun hangende toppen (‘Greenwood Lake’) lenen zich daar prima voor.× Cupressocyparis leylandii is de bekende snel groeiende leyland-cipres. Olijfwilgen, o.a. de groenblijvende Elaeagnus × ebbingei, bloeien heerlijk geurig (deze soort wit in oktober-november) en ze kunnen uitstekend tegen zoute zeelucht. De liguster (Ligustrum) kent iedereen als groenblijvende haagplant, maar veel minder bekend zijn bijv. de geelbladige (L. ovalifolium ‘Aureum’) en witbonte (‘Argenteum’) cultivars.
Fagus sylvatica Atropunicea