De wondere wereld van de nachtvlinders
Net zoals bij de dagvlinders zijn er ook bij de nachtvlinders tal van soorten, kleuren en groottes. Toch springt één nachtvlinderfamilie boven alle andere vlinders uit, de pijlstaarvlinders.
Pijlstaartvlinders of de familie van de Sphingidae komen vrijwel overal ter wereld voor dus ook bij ons kan je ze met wat geluk opmerken. Van de meer dan 1000 soorten die bekend zijn leeft het overgrote deel van deze over het algemeen grote vlinders in tropische gebieden. In Zuid-Amerika bijvoorbeeld vinden we één van de grootste terug met een vleugelspanwijdte van 17,5 cm, Cocytius antaeus.
Pijlstaarten hebben een opvallend dik lichaam en lange smalle voorvleugels. De combinatie van deze twee factoren zorgt er voor dat deze vlinders bijzonder snel kunnen vliegen. Het vlinder- snelheidsrecord van 53 km per uur staat op naam van een pijlstaart.
Pijlstaarten worden jammer genoeg, ondanks hun grootte, maar zelden gezien. Het zijn veelal de grote rupsen die we eerder te zien krijgen. De familie heeft zijn naam te danken aan het puntig uitsteeksel op het achterste deel van de rups.
Rupsen vind je steeds terug bij de juiste waardplanten waar de vlinder in vele gevallen is naar genoemd. Dit zijn planten die uiterst belangrijk zijn voor het voortbestaan van bepaalde soorten. Zo heeft Avondrood (Deilephila elpenor) het wilgenroosje als waardplant maar ook de meeste Galium- soorten worden door de rups gegeten. De Oleandepijlstaart (Daphnis nerri) op zijn beurt houdt het dan weer bij maagdenpalm (Vinca) en Oleanders (Nerum). Soorten zoals de glasvleugelpijlstaart (Hemaris fuciformis) kiezen voor nachtbloeiers zoals Kamperfoeli (lonicera) als waardplant. De rupsen zullen in de meeste gevallen ondergronds in de buurt van hun waardplanten verpoppen.
Een prachtige soort die ook bij ons te zien is, is de pauwoogpijlstaart (Smerinthus ocellata). Als voedsel- of waardplant heeft deze grote nachtvlinder verschillende bomen op het menu: wilg, populier en appel zijn de favorieten. De rups zal zich vrijwel altijd aan de voet van de boom verpoppen. Het imago of de volwassen vlinder is doorgaans perfect gecamoufleerd en toont zijn opvallend gekleurde oogtekeningen bij verstoring door de voorvleugels op te trekken. Op die manier schrikt deze stoere vlinder vele van zijn belagers af.
Ook de mooie lindepijlstaart (Mimas tiliae) en de ligusterpijlstaart (Sphinx ligustri) kunnen bij ons worden waargenomen en houden respectievelijk van linde (ook els en berk) - en ligustersoorten (ook sering, es en sneeuwbes). De windepijlstaart (Agtrius convolvulie) is dan weer een trekvlinder die van Afrika naar het noorden trekt en ons enkel bereikt tijdens warme zomers.
Een andere trekvlinder, en sinds enkele jaren fan van onze warme zomers, is de veel kleinere kolibrievlinder. Wat velen echter misschien niet weten is dat ook deze kleine soort tot de pijlstaarten behoort.
Deze soort vliegt zowel overdag als in de schemering en is een echte bloemenbezoeker. Hij dankt zijn naam aan het vermogen om stil te hangen bij een bloem terwijl hij zich met nectar voedt. De rupsen vinden we doorgaans op Galium- soorten.