Groenbemesters zaaien in het najaar
Lege plekken in je tuin of moestuin kun je in het najaar inzaaien met een groenbemester. Deze planten verbeteren de bodem en houden de voedingsstoffen vast tijdens de winter. Zaai ze in de nazomer in, en na het omspitten in het voorjaar komen de voedingsstoffen weer vrij in de bodem.
Groenbemesters zijn ook goede bodembedekkers en zorgen ervoor dat het onkruid onderdrukt wordt, ideaal voor braakliggende terreinen. Wanneer ze afsterven kan je ze gewoon onderspitten. Dit geeft een gunstig effect op het percentage organische stof (humus) en het stikstofgehalte in de bodem. Ze voorkomen ook dat de bodem uitspoelt door regen of dat de grond teveel uitdroogt.
Groenbemesters zijn een natuurlijk en milieuvriendelijk alternatief voor het gebruik van kunstmest.
Vlinderbloemige groenbemesters
Vlinderbloemigen zijn een belangrijke groep gewassen die vooral in de biologische landbouw veel worden gebruikt omwille van hun stikstofbindend vermogen. Deze planten leven in symbiose met Rhizobium-bacteriën die knolletjes aan de wortels veroorzaken. Door die knolletjes kan de plant stikstof uit de lucht halen. Vlinderbloemige groenbemesters wortelen vrij goed en halen uit diepere lagen van de bodem voedingsstoffen om die later terug af te geven.
Omdat deze groenbemesters familie zijn van de vlinderbloemige groenten zoals erwten, bonen en peultjes zaai je best 1 à 2 jaar geen vlinderbloemige groenbemester voor of na peulgewassen.
Soorten vlinderbloemigen: klaversoorten zoals rode klaver (Trifolium pratense), witte klaver (Trifolium repens) en inkarnaatklaver (Trifolium incarnatum), gele lupine (Lupinus luteus) of blauwe lupine (Lupnius angustifolius), voederwikke (Vicia sativa), veldboon (Vicia faba), luzerne (Medicago sativa).
Niet-vlinderbloemige groenbemesters
Onder deze groep behoren onder andere de grassen, gele mosterd, rogge, Phacelia en bladrammenas.
Grassen hebben het voordeel dat ze geen familie hebben in de groentewereld en dat ze dus niet hoeven mee te draaien in de vruchtwisseling. Ze leveren vooral veel organisch materiaal na het onderspitten maar minder stikstof. Ze wortelen ook diep en zijn daardoor aan te raden op hellende en slempgevoelige gronden. Volgende soorten kan je gebruiken: Westerwolds raaigras (Lolium multiflorum westerwoldicum), Engels raaigras (Lolium perenne), Italiaans raaigras (Lolium multiflorum)
Rogge (Secale cereale): behoort ook tot de familie van de grassen en kan tot half oktober nog gezaaid worden. Rogge bedekt de grond goed, wordt pas in het voorjaar ondergespit en levert veel organisch materiaal op.
Phacelia (Phacelia tanacetifolia): wordt ook bijenbrood of bijenvoer genaamd. De mooie paarse geurende bloemen produceren veel nectar en zijn dus goed voor de bijen. Phacelia verlangt een vochtige bodem om nectar te kunnen aanmaken. Onder droge omstandigheden wordt er enkel stuifmeel geproduceerd. Groeit snel en is dus goed om onkruid te onderdrukken. Kan niet goed tegen lage temperaturen.
Gele mosterd (Sinapis alba): vormt snel veel blad en bedekt de bodem goed, zelf bij late zaai. Gele mosterd kan gezaaid worden vanaf augustus tot eind september.
Andere soorten zijn: bladrammenas (Raphanus sativus subsp. oleiferus), komkommerkruid (Borago offininalis) en boekweit (Fagopyrum esculentum)